Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daarna zaten zij neder [34]om brood te eten, en hieven hun ogen op, en zagen, en ziet, een reisgezelschap van [35]Ismaelieten kwam uit [36]Gilead; en hun kemelen droegen [37]specerijen en [38]balsem, en [39]mirre, reizende, om dat af te brengen naar [40]Egypte. 34. Dat is, om hun maal te houden; zie boven, hfdst.31 vs.54. 35. Een volk, afkomstig van Ismael, den zoon van Abraham uit Hagar; van welks land men zien mag, boven, hfdst.25 vs.18. Beneden worden ook genoemd Midianieten en Medanieten, vs.28,36, waaruit blijkt dat het een gezelschap geweest is van onderscheiden natien, woonachtig in Arabie. 36. Zie boven, hfdst.31 vs.21. 37. Het Hebreeuwse woord betekent in het algemeen allerlei soort van specerij. 38. Anders, hars, terpentijn. 39. Anders, mastik, of balsem; zie van deze specerij ook onder, hfdst.43 vs.11. 40. Zie boven, hfdst.12 vs.10.